background

Doctoraalscriptie - Grafologen aan het woord

Grafologie (handschriftkunde) is een persoonlijke uitdrukkingsbeweging. Aan de hand van schriftkenmerken kunnen grafologen een persoonsomschrijving geven. Omdat er veel persoonlijkheidseigenschappen te onderscheiden zijn, heeft H. haar onderzoek toegespitst op één P-dimensie: extra-/introversie.

Download hier het bestand.

Inhoud  (grote lijn)
Samenvatting
Inleiding
1. Relatie psychologie en grafologie (6 deelhoofdstukken)
2. Schriftkenmerken behorend bij extraversie/introversie (2)
3. Onderzoek naar de betrouwbaarheid en validiteit van de grafologie (5)
4. De opzet van het scriptieonderzoek (5)
5. Resultaten (3)
6. Conclusie (4)
Literatuurlijst
Bijlagen

Samenvatting
Grafologie (handschriftkunde) is een persoonlijke uitdrukkingsbeweging. Aan de hand van schriftkenmerken kunnen grafologen een persoonsomschrijving geven. Omdat er veel persoonlijkheidseigenschappen te onderscheiden zijn, heeft H. haar onderzoek toegespitst op één P-dimensie: extra-/introversie.
Eén van de belangrijkste tekortkomingen is dat grafologen te weinig bij het onderzoek worden betrokken. H. probeert deze tekorten in haar opzet te vermijden (zal zelfs een eigen P-vragenlijst ontwerpen/ toevoegen, wanneer blijkt, dat de grafologen daar behoefte aan hebben).
De onderzoeksprocedure was: 6 personen vulden elk 3 P-vragenlijsten in die op extra-/introversie me-ten. Op grond daarvan werd bepaald of zij extravert (3) dan wel introvert (3) waren. Hierna werden de handschriften van de 6 personen aan 10 grafologen voorgelegd om aan te geven wie extra-/introvert was en op grond van welke (zelf aan te geven) kenmerken zij dit vonden.

Inleiding
Doelstelling van deze scriptie: objectief onderzoek doen naar de grafologie en kijken of het een be-trouwbaar instrument is voor P-kenmerken.

1. Relatie psychologie en grafologie
Handschrift (hs.) is een persoonlijke uitdrukkingsbeweging. Om het als weergave van deze uitdruk-kingsbeweging te kunnen omschrijven, heeft de grafologie een apart systeem en eigen terminologie ontworpen.

Afzonderlijke schriftkenmerken die in elk hs. voorkomen zijn:
1. klein/groot, nauw/wijd, hellingshoek, lengteverschil, accent boven-/onderlengte, on-/regelmatig
kleine/grote regelafstand (door gemiddelde waarde te bepalen);
2. sterke/zwakke druk, scherpe/pasteuze (brede) streek, homogene/korrelige lijnvoering, verbonden-
heidsgraad, langzaam/snel (door te schatten);
3. mager/vol, vereenvoudigd/versierd, verbindingsvormen: arcade/guirlande/hoek/draad, links-/rechts-
lopend (door te schatten of te tellen).

Overkoepelende schriftkenmerken betreffen een totaalindruk van het hele schrift en zijn: ritme, originaliteit en individualiteit, eenheid van het hs - vorm- of bewegingsaccent (of nadruk meer op de vorm of de beweging ligt).
Totaalindrukken moeten qua typering wel passen bij het kenmerkende van beweging, vorm en ruimte.

Er zijn schriftkenmerken die niet in elk hs. voorkomen:
1. bij afzonderlijke letters (bijv. geknikte d-kopjes, dwarsliggende onderlussen, verbeteringen, ver-
plaatste druk, slorarcade e.d.), of bij grotere schriftdelen (bijv. verschil tekst-handtekening, periodie-
ke verandering door verandering van stemming);
2. overkoepelende kenmerken die niet in elk hs. voorkomen:
- totaalindrukken die samenhangen met afzonderlijke kenmerken, bijv. verkwisting hangt samen
met grootte of wijdte, spaarzaam met kleinheid of nauwte;
- totaalindrukken die niet samenhangen met afz. kenmerken, maar te maken hebben met:
a. beweging, zoals springend, zwevend, zoekend etc.:
b. vormgeving van letters, zoals eentonig, speels, houterig, plomp etc.;
c. ruimtebehandeling, zoals doorzichtig, overspannen, in elkaar geperst, leeg etc.

Of een hs. positief of negatief uitgelegd wordt hangt af van het vormniveau; dit wordt bepaald door de mate van levensrijkdom, doorwerktheid, individualiteit en oorspronkelijkheid van het hs. Het bepalen ervan blijft grotendeels een zaak van aanvoelen en ervaring. De meeste hs. hebben een gemiddeld vormniveau, niet uitgesproken laag of hoog. Daardoor wordt het bepalen van een schriftkenmerk als positief of negatief lastig. Daarom kunnen tabellen (P-kenmerken afleiden uit hs.-kenmerken) nooit het psychologisch denken van de grafoloog vervangen.

Over de algemene relatie tussen grafologie en het P- of trekmodel (trek=eigenschap). Carver & Schei-er (Perspectives on Personality, Boston 1992) onderscheiden 5 verschillende perspectieven op de P: het dispositionele, biologische, psychoanalytische, leerperspectief, fenomenologische perspectief. Het eerste (dispositionele) stoelt op het idee dat mensen relatief stabiele P-eigenschappen/trekken hebben die in verschillende situaties steeds getoond worden. Grafologen gaan bij een P-omschrijving impliciet uit van dit eerste perspectief - P-kenmerken zijn voor hen stabiel, constant, variëren niet van tijd tot tijd.

H. beperkt zich, vanwege de complexiteit, tot één P-dimensie: extra-/introversie. Deze dimensie valt binnen het dispositionele perspectief. In verschillende P-theorieën komt deze dimensie voor; H. be-spreekt hiervan: Heymans, Jung, Eysenck, Big Five-theorie.
Heymans/Wiersma kent 3 basisdimensies:
-geheugen (primaire, kortdurende indrukken, extravert; secundaire, langdurige indrukken, introvert); - emotionaliteit (gevoelig/ongelijkmatig of ongevoelig/gelijkmatig voor stemmingen);
- activiteit (altijd bezig op grond van niet-emotionele motieven, niet-actief iemand heeft emotioneel
geladen motieven nodig om tot actie te komen).
Jung stelt:
- introvert gedraagt zich verlegen, heeft voorkeur voor solistische activiteiten, mengt zich niet graag in
een groep; wordt hij met stress geconfronteerd, dan is zijn reactie die van terugtrekken;
- extravert is niet verlegen, heeft voorkeur om veel tijd met anderen door te brengen; geconfronteerd
met stress zoekt hij liever een groep op om erover te praten.
Altena (1952) en Donig (1975) baseerden zich op Jung. Zij typeren beide dimensies zo:
- extravert: reageert spontaan, is tegemoetkomend, kennelijk open en bereidwillig van aard, raakt ge-
makkelijk thuis in elke situatie, zoekt contact tot elke prijs, knoopt snel betrekkingen aan, past zich
gemakkelijk aan en in, bezit verhoogd zelfbewustzijn en initiatief; z'n streven naar resultaat is groter
dan het streven naar zekerheid;
- introvert: aarzelend, teruggetrokken van nature, geeft zich niet gemakkelijk, schrikt terug voor zaken,
bevindt zich steeds min of meer in de verdediging, verbergt zich graag achter z'n waarneming. Stre-
ven naar zekerheid is groter dan dat naar resultaat. Wordt vooral door z'n innerlijk, eigen meningen,
opvattingen en overtuigingen bepaald. Indruk: terughoudend, bezonnen, bedaard, onopvallend, be-
hoedzaam, geremd.

Net als Heymans en Jung ziet Eysenck extra-/introversie als een basisdimensie van de persoonlijkheid. Volgens E. is extraversie samengesteld uit 5 trekken/eigenschappen: sociabiliteit, dominantie, asserti-viteit, activiteit, levendigheid. Hij onderscheidt 4 categorieën mensen:
1. introvert en emotioneel-stabiel: flegmaticus
2. introvert en emotioneel-instabiel: melancholicus
3. extravert en emotioneel-stabiel: sanguinicus
4. extravert en emotioneel-instabiel: cholericus

Extra- en introversie zijn dus geen eigenschappen op zich maar bestaan uit een verzameling eigenschappen.

De recentste P-theorie in de psychologische literatuur is de Big Five theorie (Goldberg, 1981), al werd in 1949 door D.W. Fiske een eerste bewijs voor een vijf-factorenmodel gepubliceerd. De 5 trekken zijn: extrversie, aangenaamheid, consciëntieus eid, emotionaliteit, intellect. Extraversie wordt omschreven als een mate van vriendelijkheid, gezellig zijn, sociale aanpassing.

Aangenomen moet worden dat er overeenkomst bestaat tussen grafologie en psychologie w.b. de bete-kenis van de P-dimensie extra-/introversie. Het is nu zaak om extra-/introversie standaard te omschrij-ven om de mate ervan bij diverse mensen te kunnen onderzoeken. Er moet duidelijkheid bestaan over de precieze definiëring van de dimensie extra-/introversie.

2. Schriftkenmerken behorend bij extra-/introversie
De P-dimensie extra-/introversie wordt hier geoperationaliseerd in diverse schriftkenmerken. Van zo-wel A. Teillard (samen met Altena en Donig), als Lüke/Stienstra, als Eysenck/Coleman wordt een o-verzicht met kenmerken voor resp. extra-/introversie vermeld.
In hoofdstuk 5 (Resultaten) geeft H. aan, dat ook met de volgende lijst naar de afzonderlijke zes hs. is gekeken:
introvert: extravert:
langzaam snel
klein groot
kleine onregelmatigheden/wisselingen in hs. vol/rond
ingehouden normschrift volle lussen
nauw (primair, in de letter) wijd (primair, in de letter)
geen beginaccent (afgebroken woordeinde) beginaccent
linkslopend, linkshellend, steil rechtslopend, rechtshellend
onverbonden verbonden
arcade guirlande
grote woordafstand kleine woordafstand
grote regelafstand kleine regelafstand
zuinig vlakgebruik ruime verdeling, schrift neemt veel ruimte in
vereenvoudiging versiering, verrijking

3. Onderzoek naar de betrouwbaarheid en validiteit van de grafologie
Nevo (1986) zegt over betrouwbaarheid:
A. over grafometrische metingen (exacte meting van lettergrootte, -vorm etc.): betrouwbaarheidsrange
ligt tussen, 70 en 90;
B. over grafo-impressionalistische schriftkenmerken (subjectiever te bepalen, zoals rond, ritmisch,
druk): betrouwbaarheidsrange tussen .40 en .80;
C. over grafodiagnostische schalen (P-kenmerken zoals ‘volharding' etc.): tussen .30 en .60.

Bij schriftanalyse moet in acht worden genomen dat:
- de hs. onder gelijke omstandigheden geschreven zijn (zelfde ruimte, materiaal, opdracht e.d.);
- de te beoordelen schriftkenmerken duidelijk gedefinieerd zijn, de wijze van meten expliciet en ge-
standaardiseerd zijn;
- duidelijker normering voor het inschalen van schriftkenmerken (grafoloog vergelijkt hs.-analyses
met elkaar of met een ideaal hs. bij de inschaling van de grafismen).

De grafologie stelt, dat ze situatie-ongebonden P-kenmerken (dispositioneel perspectief!) uit het hs. haalt. Dit situatie-ongebonden gedrag is echter weinig consistent en heeft dus ook weinig voorspellen-de waarde (hoe iemand zich zal gaan gedragen).
Grafologen zijn niet bereid/welwillend om hun hs.-analyse te laten vergelijken met externe gedragscri-teria, zoals P-vragenlijsten. Over de validiteit van grafologie met externe criteria (bijv. vragenlijsten) bestaat volgens H. geen eenduidigheid (dus voor haar zaak om hier onderzoek op te zetten)

Recente onderzoeken naar de relatie schriftkenmerken en e./i.-dimensie blijken verre van eenduidig. Wat het ene als kenmerk voor extraversie aangeeft, vermeldt het andere juist voor introversie. Als in een hs. meerdere introverte kenmerken voorkomen, dan pas kan men het schrift als introvert bestem-pelen; linkshellendheid alléén kan echter ook in een extravert schrift voorkomen.
Taft (1967) concludeert, dat de factor angst invloed heeft op tempo en grootte - het kleinschrijven van een hoogangstige extravert en het grootschrijven van een hoogangstige introvert is bij beiden een po-ging zichzelf tegen hun angst te beschermen; ze produceren dus een maskerschrift.

In meerdere onderzoeken worden deze schriftkenmerken voor extraversie vermeld: rechtshellend, wijd, groot, snel. Langzaam bleek steeds positief met introversie te correleren, snel met extraversie. H. wijt de inconsistente uitkomsten aan tekorten bij de opzet van gedane onderzoeken. Specifiek voor die studies is, dat de onderzoekers/psychologen simpele lineaire relaties verwachten tussen geïsoleerde/ afzonderlijke grafologische schriftkenmerken en P-trekken of gedragsvariabelen. Grafologen, daaren-tegen, kijken naar een combinatie van grafismen; uit één enkel schriftkenmerk kan nooit een P-trek worden afgeleid. De vergelijking tussen schriftkenmerken en uitkomsten op vragenlijsten is dan ook te simpel - vragenlijsten voorspellen gedragingen, grafologen leiden de geïntegreerde P. af uit een hs. en trachten geen gedragingen te voorspellen.

4. De opzet van het scriptieonderzoek
In haar opzet trachtte H. de tekorten van eerdere onderzoeksopzetten (van anderen) te vermijden. Haar onderzoeksvraag luidt: Kunnen grafologen de mate van extra-/introversie bepalen d.m.v. schriftken-merken uit een handschrift? Zo hoopte ze meer kennis te krijgen over validiteit en aldus de grafologie als valide meetinstrument te bestempelen.
De 10 grafologen gaven van de 6 hs. (3 extra- en 3 introvert) aan of ze die extra- of introvert vonden en maakten per hs. ook een schaalscore (5 punts: introvert laag/minder dan gemiddeld/gemiddeld/meer dan gemiddeld/hoog extravert) [Bijlage 6].
De drie P-vragenlijsten (waarbinnen extra-/introversie),die de zes schrijvers (targets) te beantwoorden kregen waren: GLTS (Guilford Temperament Survey), NPV (Nederlandse Persoonlijkheidsvragen-lijst) en ABV (A'damse Biografische Vragenlijst). Bij elke vragenlijst worden de begrippen extra- en introversie omschreven, zij het niet eenduidig. Daarom heeft H zelf een omschrijving gegeven (Bijlage 5). Als korte beschrijving stelt ze daarin:

Extravert:  de drang om invloed uit te oefenen op de omgeving. De extraverte persoonlijkheid richt zijn aandacht naar buiten toe. Hij is bezorgd om zijn fysieke en sociale omgeving en haalt hier ook de voldoening uit.

Introvert:  "de naar binnen gekeerde mens". Het is de uitgangspositie waarbij de wereld, het levens-doel, de beoordeling en de waardering van de persoon, zich slechts uitstrekt tot het ik. Het is een te-rugtrekken van belangstelling voor de externe wereld.

Ter verduidelijking volgen in dezelfde bijlage twee opsommingen.

I.p.v. cognitieve of emotionele extra-/introversie spreekt H. voortaan van sociale extra-/introversie.
Zoals eerder gezegd stelde ze een eigen vragenlijst samen, waarin de grafologen per hs. de sociale vaardigheid van de schrijver moesten aangeven (Bijlage 7 - 16 vragen over sociale extraversie en 13 over sociale introversie).

5. Resultaten
De hs. 1, 4 en 6 waren extrovert, 2, 3 en 5 introvert. De grafologen bleken, op grond van hun hs.-ana-lyses, 58 van de 60 keer correct te kunnen aangeven of de schrijver sociaal extravert dan wel sociaal introvert was. Bij de twee ‘missers' werd er i.p.v. extravert of introvert beide malen ‘gemiddeld' ge-oordeeld.

In tabel 5 (p. 34) blijkt dat, bij een als extravert ingeschaald hs., meer extraverte schriftkenmerken worden gevonden dan introverte kenmerken. Ook het omgekeerde blijkt het geval.
Er waren 6 grafismen die in ieder extravert hs. door 7 of meer grafologen werden genoemd: groot, rond, kleine woordafstand, kleine regelafstand, ruim schrift, steil/linkshellend. Ook in de grafologi-sche literatuur worden ze als extraverte grafismen beschouwd (ook wel volle lussen en verbonden).
Tot introverte grafismen worden in de literatuur gezien: steil/linkshellend, arcade, schools schrift (soms onverbonden). Al kan een hs. met deze kenmerken wel van een extravert persoon zijn (zoals bij hs. 1 en 4 bleek).
In de introverte hs. komen 7 grafismen voor die door 7 of meer grafologen worden genoemd: klein, nauw, grote woord-/regelafstand, vereenvoudiging, kleine onregelmatigheden, schuin, rechtshellend. In de literatuur worden tot de extraverte kenmerken beschouwd: afgekapte eindhaal, rechtshellend, verbonden. Een hs. dat rechtshellend en verbonden is kan dus wel van een introvert persoon zijn.
Zo bleken de drie extraverte hs. linkshellend te zijn, de drie introverte rechtshellend.

6. Conclusie
De gestelde drie hypotheses kunnen alle worden aangenomen.
Van de in totaal 60 schriftanalyses (10 grafologen x 6 hs.) bleek dat in 58 gevallen de grafologen en de vragenlijsten overeenstemden, in 2 gevallen niet. Grafologen kunnen dus met hun hs.-analyses voor-spellen of een persoon zich sociaal extravert of sociaal introvert zal gaan gedragen. Hieruit concludeert H. dat de P-kenmerken sociale extra-/introversie afgeleid kunnen worden uit het hs. Er is een verband tussen het hs. en de persoonlijkheid. (p. 37)

H. verwachtte geen lineaire relaties tussen één schriftkenmerk en één P-kenmerk. Verder gaf ze aan de grafologen vrijheid w.b. de wijze waarop ze de hs. op extra-/introversie moesten interpreteren. Er waren geen specifieke grafismen die zij uit het hs. moesten analyseren.
Omdat de vragenlijsten gedragingen voorspellen en de grafologen de geïntegreerde persoonlijkheid uit een hs. afleiden, heeft H. een eigen vragenlijst (sociale extra-/resp. introversie) voor hen gemaakt. Zo-doende meten de grafologen en de 3 P-vragenlijsten hetzelfde.
Het is een onderzoek naar grafologische diagnostiek geworden en niet naar specifieke schriftkenmerken. Bij een hs.-analyse gaat het duidelijk om een combinatie van schriftkenmerken die leidt tot een om-/beschrijving van de persoon.
Op eenzelfde manier als Hazelzet heeft gedaan kunnen andere P-dimensies worden onderzocht.

Zevenaar, 7 februari 2000
Dick Schermer

Annemiek van de Velde